anjahenke
 
Hans Andreus

Hans Andreus

Om vissen te vangen gebruik je aas. Zijn de vissen gevangen, dan kan het aas vergeten worden. Om konijnen te vangen gebruik je een strik. Zijn de konijnen gevangen, dan kan de strik vergeten worden. Men gebruikt woorden om hun betekenis uit te drukken. Wordt de betekenis verstaan, dan kunnen de woorden vergeten worden. Waar vind ik een mens die woorden vergeet, zodat ik met hem praten kan.

                                
Fragment uit een verhaal van Zhuang Zi,
                                 voorin de gedichtenbundel "De sonetten van de kleine waanzin"

De mens is alleen vrij binnen de beperking van zijn gebondenheid. Ieder gebaar, elke gedachte en elk woord heeft een voorgeschiedenis in de ontwikkelingsgang van de mensheid. Een gedicht wordt niet geschreven maar ontstaat en de vorm kiest zichzelf zoals ook de mens.
Deze begrensdheid van menselijk onvermogen zich mee te delen aan de ander, het andere, lees je in de eenzaamheid en liefde; de poëzie van Hans Andreus wil licht, om daarmee de mens te doorlichten en te bezielen met de oorsprong van zijn gebaren en zijn taal.

Dichter is een toestand, geen beroep of iets waarvoor je leren kan.
Hans Andreus (1926-1977) was iemand die het absolute zocht in zijn werk, in alles. Om het leven aan te kunnen redde hij het met de liefde.


Bloemen leven licht-zinnig in hun bladen.
Dieren lopen vanzelfsprekend; ze zwijgen
van wat ze zouden kunnen zijn; hun daden
gebeuren altijd nu; dieren zijn eigen.

Mensen doen alsof. Bestaan in ijskoude,
denken, denken, denken dat zij bestaan.
Geen mens kent een mens. Men wil zich vasthouden.
Angst laat niet los. Men kijkt zijn spiegel aan.

En hangt zich op aan winterse systemen
of takken van geloof. Maar dood is dood.
Men neemt zich mee en is niet mee te nemen.

En ik ben eenzelfde. Maar leg mij bloot,
omdat ik zien wil wie ik toch nog ben.
Ik moet toch een mens zijn die ik herken.

                      Uit: De sonnetten van de kleine waanzin, 1956

                                                  Uit de ooghoeken

De zijdelingse
benadering
is dikwijls de beste:

uit de ooghoeken zie je
wel niets scherp omlijnd,

maar het licht speelt
meer naarmate het minder
botst op de blik

en zelfs de dood-
verklaarde dingen

verraden dan even hun
stralende afkomst.

              Uit: Holte van licht, 1975  


Voor een dag van morgen

Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt,
hoeveel ik van je hield.
Vertel het aan een kind
dat jong genoeg is om het te begrijpen.
Vertel het aan een dier,
misschien alleen door het aan te kijken.
Vertel het aan de huizen van steen,
vertel het aan de stad
hoe lief ik je had.

Maar zeg het aan geen mens.
Ze zouden je niet geloven.
Ze zouden niet willen geloven dat
alleen maar een man alleen maar een vrouw
dat een mens een mens zo liefhad
als ik jou.

                      Uit: Al ben ik een reiziger, 1959

                

                                                          

Eigenlijk
zijn we
een fijne
schommeling

van liefde,
een en-
zovoort
van

beweging
en tegen-

beweging
tot 't

hoogste
punt van rust.

       Uit: De witte netten van
             zon en maan,
             1974

"Ik kan u niet verstaan."
"U moet niet naar mij luisteren."
"Dank u. Nu versta ik u beter."

                 Uit: Het land van horen en zien, 1957

 

 
Hans Andreus

Bronnen: - Hans Andreus verzamelde gedichten Uitgeverij Bert Bakker 2001
               
- Schets voor een portret: Hans Andreus Documentaire door Huib de Vries NPO Geschiedenis