
Innokenti Annenski
Innokenti Annenski (1855-1909) is Russisch schrijver, vertaler, dichter voor dichters. Zijn oeuvre is klein. Hij inspireerde zowel de symbolisten als de acmeïsten.
Annenski's poëzie kenmerkt zich door een combinatie van precisie en raadselachtigheid, originaliteit en diepte van gevoel op een achtergrond van weemoed -tocka-, essentiële pijn van menselijk bestaan. Juist in het beperkte en doodgewone vond hij een verschijningsvorm van volmaakte schoonheid; in het lijden de tragische aardse verschijning van geluk.
Annenski voorzag in het onderhoud van zijn gezin door zijn werk als classicus, rector van het jongensgymnasium in Tsarskoje Selo en later onderwijsinspecteur van het rayon Petersburg. Hij overleed tussen twee afspraken door op een station in Petersburg.
De dichtbundel Het cipressenhouten kistje is postuum (1910) uitgegeven.
Stalen krekel
Ik wist dat het weer zou komen
en blijven, het lege gevoel,
rinkelend en dichtslaand
met de deur van de horlogerie.
De man die de deur heeft geopend
zal het tsjirpende vleugelpaar
hechten en weer onthechten
aan het beverig hart van staal.
Vol begeerte bewegen de krekels
hun vleugels in dolle vaart.
Zien zij uit naar geluk dat nadert,
of naar het eind van de pijn?
Er is ook zoveel te zeggen,
de reis gaat grenzeloos ver.
Ik en jij, krekel, gaan dadelijk
wie weet voor hoe lang uit elkaar.
Ons samenzijn is een wonder,
kortstondig als alles, helaas.
Niet meer dan een paar minuten
tot de deur wijd opengaat,
rinkelt en weer dichtslaat.
En jij zult ver zijn, heel ver.
Zwijgend zal het dan komen
en blijven, het lege gevoel.
Strijkstok en snaren Hoe zwaar, hoe somber was de droom. Hoe ijl in maangloed deze hoogten. Zo lang bijeen met de viool haar snaren in dit licht toch vreemden. Wie heeft ons nodig? Wie ontstak twee gele, treurende gezichten? Toen voelde plotseling de stok een hand hen optillen en doen versmelten. "Na zoveel jaar! O, in dit donker! Zeg me alleen: ben jij het - echt?" De snaren vlijden zich tegen hem aan, verliefd, maar beefden bij de zang. "Beloof me, blijven we voorgoed zo samen? ... Ga je nooit meer weg?" En de viool fluisterde goed, maar in het hart van de viool was pijn. De stok begreep toen. Hij werd stil. Een echo bleef in de viool nog klinken. En voor henzelf werd scherp verdriet wat mensen voor muziekspel hielden. De man liet de twee kaarsen aan tot 's ochtends vroeg ... De snaren zongen. En pas de zon zag hen bezweken op het fluwelen rouwkleed van het bed. |
Onmogelijk * 1907 Tsarskoje Selo |
Ik op de bodem |
Bronnen: - Spiegel van de Russische poëzie samengesteld door Willem G. Weststeijn en
Peter Zeeman, Uitgeverij Meulenhoff 2000
- Verzameld Werk van Wilfred Smit, Uitgeverij Polak & Van Gennep 1983
- Stalen Krekel, zeventien gedichten uit Het Cipressenhouten kistje
samengesteld door Kees Verheul, Uitgeverij Querido, 1987